Onvergeeflijk ! Zolang geen woordjes meer gepubliceerd ... Hier moet dringend iets aan veranderen !
O.K. Hier komt mijn ganse voorraad ...
Ambetant :
vervelend.
Ambrejazj : van het franse 'embrayage',
koppeling.
Vui van vittès te verandere, moette ambrejeire.Aungestoejte :
aangekleed maar dan op een heel rare, slordige manier.
Barbotteus :
kinderpakje met drukknoopjes tussen de beentjes, voor kindjes die nog een luier dragen.
Battere :
vechten.
Bertelle :
broekophouders.
Boejlleke :
bultje, puistje ook :
lief klein kindje.
Braumbeize :
braambessen.
Dikkes :
dikwijls.
Kem al zoej dikkes gepaast dak ee nog ès eet moest schreive. 'k Heb al zo dikwijls gedacht dat ik hier nog eens iets moest schrijven.Effenaf :
vlakaf.
Ze zaa effenaf dasse giejn goesting aa. Ze zei vlakaf dat ze geen zin had.Fabrieje / Fabriejze : van het franse 'favoris',
bakkebaarden.
Flèdder :
zachte veegborstel.
Flèddere / Flèddereir / Flèdderkont :
vleien, vleier.
Gès :
gras.
Gevoite :
raken.
Hoai gevoitte giejne grond nemiej. Hij was dronken.Hoejchtach :
hoogdag, feestdag.
Karna : van het franse 'cadenas',
hangslot.
Keskescheet :
Tes van keskescheet Het is snel (en slordig) gedaan.Kreiteloaik :
irritant.
Krèttebeus :
platzak, blut.
Krokkebaaze :
bosbessen.
Kuikedui :
keukendeur.
Loekkepei :
boeman.
Maaveige :
mouwvegen, flemen.
Merbel :
knikker.
Mettekou :
kwajongen.
Moef / Moeffen / een Moef trekke:
boos, ontevreden gezicht.
As kik moain goesting ni kroaig, dèn trèkkek een moef.Nuje :
uitnodigen, vooral gezegd voor trouwfeesten, als het koppel de familie gaat 'noden'.
Pateike :
taartje, ook wel
ondeugend kind.
Pitserke :
drukknoopje, zie ook
pressjon.
Plaffeteur :
vensterluik, dat je open en dicht klapt. Niet te verwarren met
vollè, zie verder.
Ploster :
plaaster, gips.
Poessèt :
kinderwandelwagentje, waarin het kindje rechtzit. Niet te verwarren met
vwoaiteur.
Posse :
Pasen.
Possebloeme :
paasbloemen, narcissen.
Posseklokke :
paasklokken.
Pressjon : van het franse 'pression',
drukknoop, zie ook
pitserke.
Pruit :
gulp.
Rajnnekes :
randjes.
Rappeleire :
(zich) herinneren.
Rappeleidaa nog ? Herinner je je nog ?Resjou : van het franse 'réchaud',
komfoor, kookplaten.
Rèzzekes :
snel-snel.
Mokt aa mau rèzzekes oit de voote. Maak u maar snel uit de voeten.Riggelkes :
richeltjes.
Scheir :
schaar.
Schurre :
schudden.
Sjik :
kauwgom.
Slèjper / Slèpsel :
(potlood-) slijper / slijpsel.
Smoejre / smaure :
roken. Oo lank smoejde/smaude goa al ? Hoe lang rook jij al ?Spèttele :
spartelen.
Spiejke :
spuwen.
Spleitekes / Splékkes :
spleetjes.
Stanske :
meisje, in de jaren zeventig waren alle meisjes
'stanskes'. Vraag maar aan Walter ...
Steikelbeize :
stekelbessen.
Stoike :
(in-, neer-)storten.
Mei e stuk in zein voote, stoikte-n-em van zeine stool. ... viel hij van zijn stoel.Stojzje : van het franse 'étage',
verdieping.
Streike :
nukken, ook wel :
kwajongensstreken.
Tès :
zak van kledingstuk.
Stèkt aa tiejnen in aa tès ...Trotinèt : van het franse 'trottinette',
autoped.
Verkèt :
vork.
Vleeger :
vlieger aan een touwtje, maar ook
vliegtuig.
Vollè :
rolluik, niet te verwarren met
plaffeteur, zie hoger.
Vuidui :
voordeur.
Vwoaiteur :
kinderwagen.Wuile :
Woluwe.
Zjuzeweet :
Jezuiet.
Zwumme :
zwemmen.
En voesj, wa neus ?