Meer Coike Boike-collega-termen :
Smèrregesvrug
èttekeis op den bouteram ? Goai zèt ni goo zeikes ?
('s Morgens vroeg Brusselse kaas op de boterham ? Gij zijt zeker niet goed wijs !)
In toisaave zuldaa noejt ni ambeteire.
Smojndaus : de was meigeive mei de wasseroai.
Testaus : de was oemoejg ange aun den draut in den of of op solder.
Sgoejnstaus : bauve kojsje.
Tonderdaus : stroaike.
Froaidaus : benei kojsje.
Sauterdaus : nau de kwoaifeur gau.
Sondaus : frutte mauke.
(In de huishouding zal je je nooit vervelen. 's Maandags : de was geven aan de wasserij. 's Dinsdags : de was ophangen in de tuin of op de zolder. 's Woensdags : de kamers boven schoonmaken. 's Donderdags : strijken. 's Vrijdags : de kamers beneden schoonmaken. 's Zaterdags : naar de kapper gaan. 's Zondags : frieten bakken.)
Svuidenoejns gojnk nau den bèkker, broejd aule vui snoones.
Sachtenoejns moettek petaate schèlle vui sauves petosj te mauke.
(Voor de middag ga ik naar de bakker om brood te halen voor 's middags. In de namiddag moet ik aardappelen schillen om 's avonds puree te maken.)